Nummers
Nummers en nummerreeksen oefenen een grote aantrekkingskracht op tramliefhebbers uit. Menige hobbyist weet tot verbazing van buitenstaanders moeiteloos serienummers met bijbehorende bouwjaren op te dreunen. In tegenstelling tot veel stoomlocomotieven of vliegtuigen dragen trams over het algemeen geen naam. Het wagennummer vervult in zo’n geval de functie van naamaanduiding van het voertuig. Zo staan de Adriezevenentwintig, de tweetwintig en de zestientwee voor individuele trams waar in de materie ingewijde personen zich onmiddellijk een beeld bij kunnen vormen. Overigens draagt die laatste, de MABD 1602 van de Rotterdamsche Tramweg-Maatschappij als uitzondering wel een naam; de Reiger. Dat is zelfs met sierlijke letters en een vogelafbeelding op de tram geschilderd.
Onlosmakelijk verbonden
Bij bijna al die trams was het wagennummer niet alleen op de buitenkant geschilderd maar waren er binnenin ook bordjes met het wagennummer aangebracht. Zo kon het personeel in één oogopslag zien met welke wagen men onderweg was. Dat was handig bij meldingen zoals een aanrijding of storing. In tegenstelling tot algemene gebodsbordjes behoren die nummerbordjes onlosmakelijk bij een bepaalde tram. Soms was er slechts één nummerbordje per tram gemonteerd in sommige gevallen maximaal vier. Het zijn daarom zeldzame en geliefde verzamelobjecten die een onlosmakelijke band bezitten met de specifieke tram waar zij ooit inzaten. In mijn verzameling heb ik een aantal van die nummerbordjes waarvan ik er enige voorstel.
Nummerbordje uit motorwagen A254 van de NZH 154x54 mm, circa 1924.
Een Beijnes-stel met motorwagen A254 op de Kampervest in Haarlem.
Nummerbordje uit PCC 1237 van de HTM, 80x60 mm, 1963
De gloednieuwe 1237 werd op 23 juni 1963 op de Vaillantlaan door Frits van Dam gefotografeerd.
Nummerbordje van PCC 2159 van de MIVA, 192x80 mm, 1975
PCC-tram 2159 van de MIVA in Antwerpen werd op 17 december 1981 gefotografeerd door Paul Mahaut. De wagen verruilde de crème kleur voor rood en grijs en later voor de witte uitmonstering van De Lijn.
Nummerbordje van gelede tram op vaste onderstellen van de MIVB in Brussel, 191x80 mm, 1964
In de laatste periode dat de gelede trams op tweeassige onderstellen werden ingezet komt de 4031 ons tegemoet in de richting van Stockel. Oktober 1977
NZH A254 - Beijnes-motorwagen
Na opheffing op 1 augustus 1957 van de metersporige tramlijn Amstedam - Haarlem - Zandvoort is NZH-motorwagen A254 gesloopt. Vele jaren geleden heb ik het nummerbordje van deze wagen via mijn vriend Henk Ontrop verkregen. Het is een van de pronkstukken uit mijn verzameling.
De A254 is in 1919 door wagonfabriek Beijnes in Haarlem voor de toenmalige Elektrische Spoorweg-Maatschappij (ESM) gebouwd. De elektrische installatie van het "Pannebrood" was geleverd door de Britse fabrikant Dick Kerr. Op 1 januar 1924 ging de exploitatie van de tramlijnen van de ESM over naar de NZHTM (Noord-Zuid-Hollandsche tramweg-Maatschappij). De moderne motorwagens 101-105 zijn toen vernummerd in A251-255. Het nummerbordje dateert uit die periode. Bij de NZH werd de letter A gebruikt om een motorwagen aan te duiden, aanhangrijtuigen kregen de letter B. Dit in tegenstelling tot andere trambedrijven zoals bijvoorbeeld de RET in Rotterdam waar de letters A en B gebruikt werden om voor- en achterbalkon van elkaar te onderscheiden.
Bij de NZH verruilden de trams niet alleen de créme buitenzijde voor een blauw-grijze kleurencombinatie ook de nieuw toegekende wagennummerbordjes werden in blauw op grijs uitgevoerd. In 1932 kreeg motorwagen A254 zwaardere 84pk motoren van ACEC en een door Heemaf in Hengelo geleverde elektrische schakelinrichting. De Beijnes-wagens behoorden tot het fraaiste en meest comfortabel trammaterieel dat in Nederland op interlokale tramlijnen heeft rondgereden.
HTM 1237 – PCC-car
Op 14 juni 1963 werd PCC-tram 1237 door de Belgische wagonfabriek La Brugeoise afgeleverd aan de Haagsche Tramweg-Maatschappij (HTM). De serie was de laatste Haagse reeks trams die in de klassieke tramkleur crème afgeleverd werd. De fraaie wagens hebben een betrekkelijk korte levensduur gehad. De 1237 heeft nog geen twintig jaar gereden en ging op 20 juli 1982 buiten dienst, vijftien dagen later werd de tram afgevoerd voor sloop. Het tijdperk van de compacte PCC-tram was voorbij, de periode van steeds langere gelede trams was aangebroken.
De PCC’s van de serie 1200 hadden een aantal moderne kenmerken zoals een grotere breedte en in rubber gevatte zijruiten die de trams een strak uiterlijk gaven. De opschriftenbordjes in de trams waren echter nog klassiek en uitgevoerd in gegraveerd aluminium zoals gedurende vee jaren gebruikelijk was voor PCC-trams. In de latere series 1300 en 2100 zouden geen tekstplaatjes meer worden gemonteerd. Die in openbaar vervoer geel gehulde trams waren voorzien van stickers met opschriften. Dat is heel wat minder leuk om te verzamelen! Het nummerbordje van de 1237 heb ik ooit voor een appel en een ei kunnen kopen.
In een eenrichtingwagen heeft het geen zin om voor- en achterzijde met een aparte letter aan te geven. Ook kende de HTM het onderscheid zoals bij de NZH van A- en B- reeksen voor motorwagens en volgrijtuigen niet. De simpele vermelding van het rijtuignummer zonder toevoeging volstond.
Als in Rotterdam opgegroeid kind was ik bekend met de lange gelede Düwag-trams in de Maasstad. Bij een van mijn eerste bezoeken aan Den Haag met moeder en grootmoeder werd een eerste indruk gevormd door een aantal voor het station Hollands Spoor staande crème PCC-cars. De voor mij kleine trams in de klassieke kleur crème maakten een ouderwetse indruk. Pas later leerde ik welke opmerkelijke techniek en moderne inzichten er onder het PCC-uiterlijk schuil gingen. Ik ben de PCC's toen echt gaan waarderen en heb later PCC-trams in veel verschillende steden waaronder in de Verenigde Staten opgezocht.
MIVA 2159 – PCC car
Het trambedrijf van Antwerpen ontving in 1960-61 de eerste reeks PCC-wagens. Deze trams waren niet van Amerikaanse maar van het op de Europese smaak afgestemde Brusselse model. Net als in Den Haag werden in Antwerpen de PCC-trams gedurende een lange periode nabesteld. In 1974-75 werd de laatste reeks 2126-2165 door Brugeoise et Nivelles aan de Maatschappij voor het Intercommunaal Vervoer te Antwerpen (MIVA) geleverd. In tegenstelling tot de eerste serie Antwerpse PCC’s hadden deze trams in rubber gevatte ramen en waren zij voorzien van automatische Scharfenberg-koppelingen zodat er in treinschakeling gereden kon worden.
Bij de regionalisering van België werden de Vlaamse vervoermaatschappijen in 1991 samengebracht in de Vlaamse Vervoersmaatschappij De Lijn. Het grote park van autobussen en trams werd spoedig na vorming van De Lijn ondergebracht in één uniforme wagennummering voor geheel Vlaanderen. De PCC-trams van Antwerpen werden toen vernummerd in de reeks 7000-7165. Wagen 2159 kreeg het nieuwe wagennummer 7159. Een deel van gedemonteerde oude nummerbordjes werd door het Vlaams Tram- en Autobusmuseum verkocht. Daar kon ik het nummerbordje van de 2159 aanschaffen. Terwijl het bordje bij mij aan de muur hing reed de wagen nog vele jaren onder het nieuwe nummer in Antwerpen rond.
Niet uitsluitend de trams werden aan de smaak en de eisen van de tijd aangepast, dit was ook op de tekstplaatjes in de tram van toepassing. Terwijl wagonfabriek Brugeoise et Nivelles voor de HTM 1201-1240 in 1963 nog gegraveerde aluminium-plaatjes toepaste werd er bij de Antwerpse 7126-7165 in 1974/75 grote gezeefdrukte opschriftplaten gemonteerd.
MIVB 4031 - Two rooms and a bath
Om tegen geringe kosten grotere trams te vekrijgen dan de kostbare nieuwe PCC-trams besloot het de Maatschappij voor het Intercommunaal Vervoer te Brussel in haar werkplaats aan de Kuregemstraat gelede trams op bestaande tweeassige Brill-onderstellen te bouwen.
Gelede trams met twee wagenbakken op een vast tweeassig onderstel die verbonden zijn door een zwevende tussenbak noemt met "Two rooms and a bath" of "Twee kamers met bad".
In de periode 1964-67 vervaardigede de werkplaats van het Brusselse trambedrijf 43 trams met de wagennummers 4001-4043. Het prototype 4001 werd later aan de serie aangepast en kreeg toen het nummer 4031. Een nieuwe wagen ontving het opengevallen nummer en was dus de tweede gelede tram met het nummer 4001. Ondanks de fraaie op de Brusselse PCC-trams gebaseerde vormgeving beschikten de wagens over matige rijagenschappen. Ze werden voorzien van een trolleystang en ingezet op de vlakke noord-zuidlijnen 52, 55 en 58. Na opening van de premetro-tunnel tussen het Noord- en het Zuidstation vin 1976 verhuisden de 4000-en naar de aanvoerlijnen 39 en 44. Na een zwanenzang op tramlijn 94 werden zij in 1979 buiten dienst gesteld en in de periode 1982-84 gesloopt.
De 4032 is als museumwagen bewaard en bevindt zich in het Museum voor het Stedelijk Vervoer te Brussel Woluwe. Daar heb ik het gezeefdrukte nummerbordje van de 4031 tijdens een brocante voor een gering bedrag kunnen kopen. Sindsdien houdt dit nummerbordje voor mij de herinnering vast aan een rijtuigtype waar ik tijdens mijn eerste bezoek op 15-jarige leeftijd aan Brussel kennis mee gemaakt heb.
Maak jouw eigen website met JouwWeb